“Thuis is waar mijn Stella staat”, zo klonk destijds de reclame van de Stella bieren. In een korte bijdrage wil ik hier vertellen over “mijn persoonlijke thuis: de woningen waar ik vroeger “thuis” was. Ik werd geboren in de huidige Emiel Stalmanslaan nr. 3 in Oosterwijk-Westerlo, waar mijn ouders Emiel Liekens en Van Lommel Elisa sinds hun huwelijk hun intrek hadden genomen. Het was een eenvoudig klein huisje dat er nu nog steeds staat en behoorde toen aan Pelagie Hendrickx en Alois Mens. Op 18 december 1941 werd ik daar geboren, waarschijnlijk met de hulp van een bakel. Als ik het goed voor heb was mijn vader toen nog in krijgsgevangenschap in Duitsland want ergens heb ik nog een brief, gericht aan mijn vader, waarin mijn geboorte aan hem vermeld wordt. Hij verbleef toen in een van de Stalag kampen. Een tijd later kregen heel wat Vlaamse soldaten de vrijheid en kon ook mijn vader naar huis komen, zeker tot grote opluchting van mijn moeder. Omdat de familie Mens-Hendrickx op zeker ogenblik zelf in het huis wilden gaan wonen, verhuisden mijn ouders naar Oosterwijk net in de scherpe bocht als je in de richting Voortkapel rijdt. Het was een driewoonst waarvan het oostelijk gelegen huis bewoond was door de familie Gust Sprengers-Maria Eyckmans en hun kinderen Willy en Lucienne. Gust was fietsenmaker. In het midden woonde de familie Roofthooft Fons-Julia Laenen met hun zoon Gustaaf. Zij hielden achter hun huis ook een werkplaats open voor een zevental diamantslijpers. Aan de westkant stond ons huis met een voorplaats die als slaapkamer dienst deed. Daarnaast was er nog een kleine woonruimte met kookfornuis. Er was ook een zolder aanwezig waaraan ik nog slechte herinneringen baar. Ik was toen ongeveer drie jaren oud maar herinner me nog zeer goed dat er heel wat katten op en af de zolder naar buiten renden met krijsend lawaai, vooral tijdens de “kattentijd”. Sedertdien staat mijn liefde voor katten op een laag pitje. Als er in de slijperij door een ongelukje een diamant op de grond gevallen was stond heel de slijperij in rep en roer. Niemand mocht er nog in of uit tot het steentje gevonden was! Fons Roofthooft deed op zaterdag in zijn slijperij ook nog een activiteit als coiffeur en op die manier kwam er daar heel wat volk over de vloer. In die periode werkte mijn vader ook samen met Sooi Belmans die in de huidge Kerkhofstraat woonde, tegenover de kerk van Oosterwijk en vlak naast de Schaapstraat. Sooi had daar een kleine boerderij met enkele koeien en een paard maar had daarnaast ook een kleine dorsmolen waarmee hij in de maanden september/oktober naar de boeren trok om hun graan te gaan dorsen. Met behulp van paardenkracht werd de drosmolen op zijn plaats gebracht, wat door de vele slijkerige straten soms heel zwaar en moeilijk was. Met behulp van zware metalen staven werden de wielen van de dorsmolen in de grond verankerd. Eenmaal de dorsmolen was opgesteld dienden twee sterke personen met behulp van een handle, de dieselmotor in gang te trekken zodat de trommel van de dorsmolen met een hoog toerental het graan van het koren kon scheiden. Het gedorste stro werd dan met de hand van een zeef genomen aan de achterkant en doorgegeven aan de binders die het stro in schoven samenbonden. De buur van Sooi was toen Louis Steurs die ook steeds mee op tocht ging met de dorsmolen. Het waren spannende maar mooie tijden…
Foto: Mijn ouders Emiel Liekens en Elisabeth Van Lommel voor ons huis
Fons Liekens, Heemkring De Linde, Olen