Heb jij het Beestig Bladerboekje gretig uitgelezen en smaakte dat naar méér?
Met veel plezier trakteren wij je op een toemaatje: het kippenvelverhaal van de Drieboomkeskuil, neergeschreven door Rob Maes uit Rijkevorsel.
Drieboomkeskuil
Felix Heidendal schreef erover in zijn monografie “Rijkevorsel van vroeger tot heden”. Wanneer hij vermelding maakt van bijzondere plaatsen en gebeurtenissen van de vijf oude gehuchten van Rijkevorsel: Houterle, Leemputten, Achterle, Keirschot en Bolk, vermeldt hij over Achterle: “In de richting van de Achtelse straat op Hoogstraten ligt de Drieboomkeskuil waar men de weerwolf gezien heeft.”
Achtel is een zeer oud gehucht en men treft er de mooie Sint-Antoniuskapel aan die er vermoedelijk in 1194 reeds bestond. Eromheen waren er boerderijen en vele akkers, velden en boskanten. De oudste inwoners hebben hun voorouders horen vertellen over “Het Spokeboske”. Het kon daar spoken want men had daar de weerwolf gezien.
De mensen waren zeer beducht voor de weerwolf, en brullen dat die kon. Maar als de weerwolf brulde, was dat een slecht voorteken want dan ging er in Achtel altijd iemand dood.
Zo kwamen er op een zondagnacht een paar jonge boerenzonen in zwaar beschonken toestand voorbij het Spokeboske en het was volle maan. Opeens hoorden ze een verschrikkelijk gebrul en ze konden niet meer verroeren van de schrik. Ze stonden daar als aan de grond genageld. Het gebrul hield aan en toen sprong er uit het schaarhout plots een briesend wit paard, een paard zonder kop… ja, zonder kop. De jonge kerels waren op slag nuchter en zetten het op een lopen.
In de ochtend ging hun wedervaren al snel van mond tot mond. Maar wat erger was : er was die nacht weer iemand gestorven. De kleine Achtelse gemeenschap was weer in diepe rouw gedompeld. Er was ook woede, veel woede. De boeren kwamen bij elkaar en besloten dat het zo niet verder kon. Al spoedig kwam het voorstel om het Spokeboske af te kappen. Sommigen vreesden daar voor want zij meenden dat het dan nog erger zou worden. Doch de jonge sterke boerenzonen riepen om vergelding: ze zouden het Spokeboske vernietigen door het helemaal om te hakken. Zo trokken de boerenzonen gewapend met bijlen, hakmessen en boomzagen naar het boske. Woede maakte hun armen nog sterker dan ze al waren en de ene boom na de andere ging tegen de vlakte. De struiken ondergingen hetzelfde lot. De klus was bijna geklaard tot ze aan de drie laatste bomen kwamen. Ze sloegen erop met hun bijlen maar wat was dat nu … van die bomen kregen ze geen stukje afgeslagen. De schors van die bomen was zo hard als staal. De ene na de andere probeerde het maar tevergeefs, het lukte niet. Ze moesten de laatste drie bomen noodgedwongen laten staan. Gefrustreerd en met een slecht gevoel trokken de boerenzonen huiswaarts. Van toen af spraken ze niet meer van het Spokeboske maar wel van Drieboomkeskuil.