ETEN WAT DE POT SCHAFT
Tegenwoordig wordt landbouw op grote schaal bedreven, met alle negatieve gevolgen van dien. Denk maar aan het mestoverschot en de stikstofuitstoot, die vele boeren in de problemen brengen en onoplosbaar zijn zonder een drastische inkrimping van het veebestand en landbouwareaal. Dat was vroeger helemaal anders. Landbouwers waren meestal keuterboeren met slechts enkele koeien of varkens, die grotendeels voor eigen gebruik werden gehouden. Vrijwel ieder huisgezin had zijn eigen moestuin en slechts enkele huisdieren, die voor eieren en melk zorgden, maar ook eigenhandig werden geslacht en verorberd als de tijd er rijp voor was. Alles gebeurde veel kleinschaliger en vooral thuis…
Soep met aardappelen
In het begin van de vorige eeuw was het middagmaal zonder meer de belangrijkste maaltijd van de dag. Iedereen liet het werk op de boerderij even voor wat het was en schoof aan tafel aan. Vandaag de dag zijn vaak niet alleen beide ouders, maar ook de kinderen de hele dag van huis en is de warme maaltijd verschoven naar ’s avonds. Dat was vroeger wel anders. In de meeste gezinnen kookte moeder de vrouw elke dag verse soep. In de zomer was dat soep van groenten uit de eigen tuin: ui, prei, wortelen en selder. In de winter was het meestal bonen- of erwtensoep, al dan niet met spek. Velen zullen zich uit hun jeugd nog wel de Liebig-punten herinneren die in menig gezin werden gespaard. Ze stonden op de bekende Liebig-bouillonblokjes, die de smaak van vlees aan de soep toevoegden. In de meeste gezinnen werd in de winter ook een eigen varken geslacht, waarvan de poten in de soep terechtkwamen.
Nu worden aardappelen en groenten doorgaans apart gekookt, maar vroeger was dat niet het geval. De meeste vrouwen hadden geen tijd om veel zorg aan het eten te besteden, omdat zij de hele dag op de boerderij moesten helpen. Daarom werd vaak “stomp” of “stoemp” bereid, waarin groenten en aardappelen bijeen werden gedaan, die dan de hele voormiddag op het vuur konden sudderen. Als er een varken in de kuip zat, werd de hutsepot nog verrijkt met een varkenspoot, een stuk doorregen spek of enkele varkensribbetjes.
Vasten op vrijdag (en woensdag)
Op vrijdag en in de vastentijd op vrijdag en woensdag werd er geen vlees gegeten. Vis en eieren deden dan dienst als vervangers van vlees, zoals de kerkelijke regels het voorschreven. Als er vis op tafel verscheen, was dat meestal haring in al zijn vormen: vers, zuur, gedroogd of gerookt. In de meeste dorpen in de Kempen kwam er regelmatig een visverkoper aan de deur, die achter op zijn fiets een kistje bakharing meezeulde. Ook andere vis kwam al eens op tafel, die dan gevangen werd in een naburige waterloop. Waterlopen waren in onze Kempen in groten getale aanwezig en het water was veel properder dan nu het geval is.
Aan het eten werd vroeger door de mensen niet zoveel geld besteed. De groenten kwamen meestal uit eigen tuin, het vlees kwam van het varken dat men zelf had vetgemest en ieder erf was voorzien van een groot aantal kippen, die zorgden voor de nodige eieren. Alleen de haring werd aan de deur of op de markt gekocht.
Vlees kwam vroeger zeker niet elke dag op tafel en als men het toch at, ging het meestal om vlees van het varken dat men zelf had vetgemest en dat op het eigen erf werd geslacht.
Broodbeleg
Vandaag de dag is de keuze aan broodbeleg vrijwel onbeperkt, maar vroeger werd vaak het soepvlees van ’s middags bij de boterham gegeten. Omdat het nogal droog was, werd het in stukjes gesneden en in de pan gebakken. Een zondags extraatje was een kop warme chocolademelk, gemaakt met cacaopoeder van Kwatta. Het was de perfecte afsluiter van een drukke werkweek.
door Guido Theunissen, Heemkundige Kring De Vlierbes Beerse-Vlimmeren
Bron: Personeelsblad La Metallo-Chimique, nr. 75 en 77, 1998